04 november 2023
Elke akte was een mens, elke akte was een leven.
27 juli 2022
Hendrikje, Hendrikje, waar ben je toch gebleven?
illustratie |
Heel soms verdwijnt iemand zomaar uit je stamboom, wordt die een mysterie, een geseling voor een amateur genealoog.
Ik zit dus in dit geval al maanden met de regelmaat van een klok te zoeken naar Hendrikje Wajer, geboren in Ermelo op 15.05.1815, ze was het tweede kind en tweede dochter van Berend "Hendriks" Wajer en Kornelisje "Driessen" van de Kolk. Later worden nog een Hendrina (in 1823) en Hendrika (in 1831) geboren.
Waar ik ondertussen van de zes kinderen van het gezin Wajer de levensloop en nakomelingen al vond blijft Hendrikje in de mistflarden of "Witte Wieven" van de Veluwe gehuld, je kan er knetter van worden.
Enkele mogelijkheden:
- Het meisje overleed maar de overlijdensakte werd niet opgemaakt. Zeer onwaarschijnlijk in de, toen al, Bijbelgordel van Nederland waar alles erg strikt gecontroleerd werd.
- De overlijdensakte is verloren geraakt. Voor zover ik alles nageplozen heb volgen de aktenummers in de archieven elkaar perfect op, ook in de indexen.
- Haar familienaam, op haar geboorteakte als Waaijer genoteerd, werd elders nog eens verkeerd neergepend en is zo haast onherkenbaar geworden. Ook dan zouden we de naam van de ouders nog ergens moeten vinden bij een huwelijk of overlijden.
- Ze is elders overleden en dat is niet mee overgeschreven in Ermelo. Onwaarschijnlijk maar niet onmogelijk.
- Ergste scenario, Hendrikje werd ontvoerd en is nooit meer teruggevonden. Zou natuurlijk afgrijselijk zijn, echter niet zeldzaam, maar zouden daar dan geen artikels of verhalen meer over te vinden zijn?
Heb er dus al erg lang zitten over "prakkiseren" en denk dat ik het maar aan een gelukkig toeval moet overlaten wil ik Hendrikje ooit terugvinden. Gelukkig heb ik mijn eigen Sandra Gerritje die me er dagelijks aan herinnert dat ik met "een Wajer" getrouwd ben.
geboorteakte Hendrikje Wajer |
Cool runnings,
15 november 2021
Michel Joseph Paquier, "kleerkoper" te Maubeuge in 1745 (Michel Joseph Paquier, fripier à Maubeuge en 1745)
Nieuwe kleren waren lange tijd echt onbetaalbaar voor de gewone man of vrouw, zelfs de betere burgerij betaalde zich blauw aan kledij, al was het maar door de prijs van het basismateriaal en het uurloon van kleermakers/-maaksters. De meeste mensen konden zich slechts enkele keren in hun leven nieuwe kleren veroorloven.
Vaak ging men zelf aan de slag met tweedehands stukken mouw, kraag, knopen, … Dat haalde men dan bij een zogenaamde “fripier”, een handelaar in tweedehands kleren en- stoffen of in slecht Nederlands een “kleerkoper”. Hij haalde zijn spullen hoofdzakelijk bij hospitalen, pandjeshuizen, lijkenhuizen en het leger.
Mijn voorvader in de negende
generatie Michel Joseph Paquier wordt op 24 januari 1726 geboren in de
Noord-Franse stad Maubeuge, koning Lodewijk XV is een koninkje van 16 jaar.
Vader Rémy Paquier is ook al “fripier”. Michel J trouwt op 9 juni 1745 met Anne Cathérine Moguet. Ik heb nog niet kunnen achterhalen of
hij in een eigen winkel werkte dan wel ambulant was en dus de streek
doorkruiste en op straat of op markten zijn waar verkocht. Of Michel Joseph
goed zijn boterham verdiende durf ik te betwijfelen, de streek was arm, zijn
zoon zal later kleermaker worden, een beroep dat veel beter betaald werd.
Michel Joseph Paquier overlijdt
in het gemeentelijk hospice op 29 augustus 1808 op 82 jarige leeftijd.
Een jaar later wordt Napoleon
Bonaparte na de “Vijfde Coalitieoorlog” tegen Oostenrijk de machtigste man van
Europa.
Les nouveaux vêtements étaient autrefois pratiquement impayable pour la majorité des gens, même la population un peu plus aisée payait très cher ses vêtements dû au coût des matières premières et les honoraires des tailleurs/tailleuses. Alors on se débrouillait avec tout genre de morceaux de tissus usagés de chez le “fripier”, un métier de nos jours disparu mais remplaçé en quelque sorte par des magasins ou des organisations de bénévoles. Le fripier s'approvisionnait chez les hôpitaux, à la morgue ou chez des casernes de l'armée.
Michel
Joseph Paquier, mon ancêtre dans la neuvième generation naît le 24 janvier 1726
à Maubeuge, ville du nord de la France. Le roi Louis XV n’est encore qu’un
petit roi de 16 ans à çe moment. Le père Rémy Paquier est déjà “fripier”. Michel J épouse Anne Cathérine Moguet le 9 juin 1745, je n’ai
pas encore pu établir s’il tenait un atelier ou si il était marchand de fripes
ambulant et donc sillonnait la region pour vendre son matériel dans la rue ou
sur les divers marchés.Je ne suis pas certain que Michel Joseph a bien gagné sa
vie, la region Maubeugoise était très pauvre, fait est que son fils plus tard
deviendra tailleur, un métier beaucoup mieux rémunéré.
Michel
Joseph Paquier décède à l’hospice communal le 29 août 1808 à l’âge de 82 ans.
Une année
plus tard, Napoléon Bonaparte deviendra l’homme le plus puissant de toute l’Europe
grâce à sa victoire contre les Autrichiens dans le “Guerre de la Cinquième Coalition”.
Kaart van Maubeuge (carte de Maubeuge) 1726
Cool runnings,
Emmanuel
17 april 2021
Mijn overgrootvader in Münster tijdens de Grote Oorlog (Mon arr. grand-père à Münster pendant la Grande Guerre)
Münster 1914.
In Münster bevond zich het grootste krijgsgevangenenkamp
van Noordwest Duitsland verdeeld over drie delen van de stad. Tussen 1914 en
1918 worden er zo’n 90.000 Fransen, Engelsen, Russen, Belgen, Italianen,
Portugezen en Serviërs vastgehouden.
De eerste krijgsgevangen Fransen komen aan rond 14 september 1914. Ze vinden er
geen echte gevangenisinfrastructuur, eerder een omheind weiland, de Duitse
legerleiding hoopte op een zeer snelle zege en had dus eigenlijk niets
voorbereid om de massa op te vangen. De eerste zes weken slapen ze in putten
die ze zelf graven, terwijl ze overdag moeten werken aan de bouw van
verschillende barakken, wegen en andere infrastructuur.
Na het beleg van Maubeuge dat eindigt begin september 1914 komen hier zo’n 40.000 Fransen terecht, dat is een tiende van alle Franse krijgsgevangenen in WOI.
Mijn overgrootvader Arthur Emile Anciaux is dan 26 jaar, vader van 3 kinderen en al twee jaar douanier in het grensdorp Hestrud, daardoor ook automatisch ingelijfd bij de 3e Bataillon Douaniers. Ook hij wordt echter gevangengenomen en naar Münster (kamp I) gebracht. Als douanier krijgt hij een iets beter regime maar dat maakt van hem natuurlijk nog geen hotelgast. Ook hij wordt net als alle anderen ingedeeld in een “Corvée lijst”. De “corvée”, opgelegde taak, kan bestaan uit: onderhoud van terrein of gebouwen, keukenwerk, werk voor de stadsdiensten of werk op boerderijen in de regio. Het soort corvée hing ook af van de graad van geschooldheid en wat het eventuele beroep van de gevangene was voor het uitbreken van de oorlog. Later in de oorlog zullen velen naar het Ruhrgebied gestuurd worden om er in de wapenindustrie te werken. Vermoedelijk zit mijn overgrootvader in een logistieke of administratieve sectie, ik ben er nog niet achter gekomen wat de “Corvée 12” kan geweest zijn.
Alsof het leven in een krijgsgevangenkamp nog niet
hard genoeg is verneemt hij in december per post 1914 dat zijn zoontje Arthur André op
de leeftijd van 21 maanden overlijdt in het huis van grootvader Anciaux in Sars-Poteries. Ook de geboorte van mijn grootvader in
november van datzelfde jaar maakt hij niet mee net als de geboorte van dochter
Rolande in 1917. Hij krijgt slechts sporadisch verlof.
In de zomer van 1918 kan hij terug naar huis maar
wordt onmiddellijk naar het front voor de slag bij Saint-Mihiel gestuurd (september 1918). In
juni 1919 is voor hem de oorlog gedaan en neemt hij terug zijn functie van
douanier op, dit keer in Feignies waar hij woont. Zijn ervaringen van de
voorbije jaren zorgen voor zijn later sociaal engagement zoals het mee
oprichten van een lokale afdeling van de socialistische partij, zijn
lidmaatschap bij veel sociale organisaties en zijn mandaten als gemeenteraadslid.
Bravo Arthur, dank u Arthur.
Münster
1914
A Münster
se trouve le plus grand camp de prisonniers de guerre du nord ouest de l’Empire
Allemand, réparti sur trois zones de la ville. Entre 1914 et 1918 pas moins de
90.000 Français, Anglais, Russes, Serbes, Belges, Portguais et Italiens y sont
détenus.
Les
premiers Français arrivent le 14 septembre après la capitalulation de Maubeuge,
ils sont 40.000 soit dix pour cent du total des prisonniers de guerre Français
durant la Première Guerre Mondiale.
Il n’y a
pas d’infrastructure car l’Etat-major Allemand misait sur une victoire rapide,
les prisonniers ne trouvent qu’ une plaine clôturée et quelques arbres. Les six
premières semaines ils sont forçés à dormir dans des troux qu’ils ont creusé
eux-mêmes avec comme couverture une veste ou un petit morceau de gazon. Durant
la journée ils doivent construire les baraques, chemins et autre bâtiments
nécessaires.
En
septembre mon arr. grand-père Arthur Emile Anciaux agé de 26 ans, père de trois
enfants est douanier à Hestrud, commune frontalière avec la Belgique, et
automatiquement incorporé au 3ème Bataillon de Douaniers. Lui aussi est
transporté à Münster (camp I). En tant que douanier il a un régime un peu moins
dûr mais çe n’est pas le séjour à l’hôtel non plus bien sûr.
Tout le
monde a une corvée obligatoire, souvent selon le degré d’instruction ou
l’emploi avant à la guerre allant de la contruction et l’entretien de
l’infrastructure, la cuisine, travaux publics pour la ville de Münster, travaux
dans les fermes de la région,… Plus tard beaucoup de prisonniers seront envoyés
dans la region de la Rhur comme main d’oeuvre pour l’industrie de l’armement.
Je pense qu’Arthur a plutôt eu une corvée dans la logistique ou
l’administration, je n’ai pas encore trouvé à quoi correspond le “Corvée 12” qu’il
a note sur une carte postale en ma possession.
Comme si il
n’avait pas assez de misères il apprend en décembre ‘14 par courier que son
fils Arthur Andre est décédé à l’age de 21 mois chez le grand-père Anciaux à
Sars-Poteries, un mois après la naissance de mon grand-père. Il n’assistera pas
non plus à la naissance de sa fille Rolande en 1917. Il n'a que très sporadiquement quelques jours de congé.
Il rentre à
la maison début été 1918 mais en septembre est envoyé au front pour la bataille
de Saint-Mihiel (Meuse/Grand Est). En 1919 la guerre est terminée pour Arthur,
il reprend sa fonction de douanier, cette fois-ci à Feignies où il habite. Ses
experiences pendant la guerre vont le motiver à prendre un engagement social:
de la fondation d’une division locale du parti socialiste et l’engagement dans divers
associations au mandats de conseiller communal…
Bravo
Arthur, merci Arthur.
Cool runnings,
Emmanuel